(Bron: Schaatsen.nl)
Wat is het nou? Op het scherpst van de snede, of over de grens? De meningen over de bijzondere afloop van de sprintfinale op de 500 meter inlineskaten van het Daikin NK op de baan voor mannen zijn en zullen voor altijd verdeeld blijven. “Maar het was wel spektakel, of niet. Dat willen de mensen toch?”, stelt Rémon Kwant, een van de hoofdrolspelers en tegelijkertijd de grote schlemiel in de klucht, niet veel later vast. Daar is geen woord van gelogen.
De feiten, of misschien is de omschrijving ooggetuigenverslag beter op zijn plaats. Want niemand die direct betrokken is geweest bij de al dan niet geoorloofde haasje-over praktijken in de slotronde van deze 500 meter, kan met honderd procent zekerheid zeggen dat zijn of haar versie van de gebeurtenissen de juiste is. Iedereen maakt er een verhaal van, en dat verandert al gauw in een soort waarheid.
Maar goed, die koersbewegingen, geregistreerd vanachter de boarding boven in de bocht waar het plotseling tot een clash kwam tussen Rémon Kwant en Glenn Nijenhuis: bij het klinken van de bel katapulteert Kwant zich op het rechte eind diagonaal naar de binnenkant van de bocht. Hij ziet daar de ruimte om de koppositie in te pikken en zo zijn titelkansen te vergroten. Nijenhuis’ intuïtie is identiek. De Heerdenaar zoekt ook de kortste route over het asfalt, met tot gevolg dat de twee elkaar binnen een paar meter raken. Kwant duikt in elkaar, in de hoop als een onzichtbare schicht langs Nijenhuis te schieten.
Dan zijn er zwaaiende armen, er wordt een lijn overschreden die toegang verschaft tot sowieso verboden gebied, en een man recht de rug, steekt vertwijfeld (of met veel misbaar?) zijn armen in de lucht en houdt verder de benen stil. Voor Nijenhuis hoeft het niet meer. Nog 180 meter of zoiets. Kwant ploegt verder, houdt de broers Rick en Kay Schipper achter zich en drukt zijn voorste skeeler met een triomfantelijk gebaar als eerste over de streep. Hij is kampioen. Of anders gezegd: hij waant zich kampioen.
Het is kortstondig geluk. De jury dromt samen op het middenterrein. Zeven, acht mannen en vrouwen buigen zich met elkaar over de vraag wat ze allemaal hebben waargenomen. ’n Lastige klus, dat is duidelijk, maar er komt een verdict. “Rémon Kwant wordt gediskwalificeerd”, roept de speaker. “En de andere drie rijders zullen opnieuw starten.” Het zijn mededelingen met hetzelfde effect als olie op een vuur. De discussies laaien op, en hier en daar raken sommige mensen al vlug tamelijk oververhit.
Kwant praat met de jury, zijn vader beweert dat de regels niet worden nageleefd, maar begrijpt weldra dat er aan de uitsluiting van zijn zoon niets meer zal veranderen. Zo ben je de koning van het NK (2021, drie titels), zo moet je de twee zilveren medailles (200 en 1000 meter) koesteren. Hij kan nog lachen. Al is-ie het niet eens met de gang van zaken. Want is het zo erg geweest?
“Ik denk dat het best een faire race was en op de grens van het toelaatbare”, verklaart Kwant. “Toen ik Glenn inhaalde aan de binnenkant, had ik meer snelheid. Het was de enige mogelijkheid om hem voorbij te gaan. Tja, wat moet je doen als je meer snelheid hebt? Remmen, rechtop gaan staan? We reden naar de bel, en er was ruimte binnen, ik versnelde voluit richting de bocht bij na de finish. Glenn zag me en ging ook naar de binnenkant, wat logisch is, want dat was de betere lijn. Ik zei tegen de jury: wat is de reden van mijn DSQ? Er gebeurden verschillende dingen, maar ze gaven als verklaring dat ik over de lijn was gegaan.
Op dat moment dacht ik: ik zou niet weten welke kant ik anders had moeten opgaan. Uiteraard zag ik ook wel dat ik de lijn over ging. Door me zo klein mogelijk te maken en mijn handen bij me te houden wilde ik het contact beperken. Maar Glenn kwam naar me toe, zocht contact en gleed vervolgens naar buiten. Ja, dat gebeurde vanzelf, omdat een asfaltbaan glad is. Het was kak en hij had er nadeel van. Maar het was geen bewuste actie. Ik blijf me nu afvragen: wat had ik anders moeten doen? Het is een race, je moet inhalen, buitenom kon niet. Daar bevond Glenn zich, dus dook ik binnendoor omdat ik dacht dat het kon. Maar het gaatje werd dichtgegooid. Volgens mij was Glenn er wat te laat mee. Ach, dit is strijd op het randje wat topsport zo mooi maakt…”
Neemt niet weg dat Nijenhuis het liever anders had gezien. Wat heeft hij, net hersteld van corona die hem momenteel slechts sporadisch in staat stelt tot het gaatje te gaan, nou aan een herkansing? Niets, zo blijkt. De race met de twee Schipper-broers eindigt in een een-tweetje. Brons is niet eens een troostprijs. “De eerste finale lag ik in kansrijke positie, en had het gat aan de binnenkant van de bocht afgeschermd. Je zou heel veel snelheid moeten hebben om daarin te kunnen zodat je mij nog voorbij zou kunnen steken. Rémon zette ’m gewoon ernaast. Toen we de bocht in vlogen, zaten we al op de lijn. Ik voelde een hand op mijn heup die me langzaam maar zeker naar buiten duwde, naar de tweede lijn. Dan ben je klaar. De eerste reactie was er een van boosheid. Je kent als sprinter de vieze trucjes. Zodra iemand zijn hand op je heup legt, drukt hij je de bocht uit”, zegt Nijenhuis.
“Of hij het expres deed, weet ik niet. Sprinters hebben reflexen in dergelijke situaties.
Ik vloog naar buiten en dacht: krijg de pleuris. Ik stop ermee. Rémon overschreed ook de lijn, hij deed meerdere dingen die niet konden. De herstart? Die was puur voor het principe. Ik wilde me ook niet direct gewonnen geven. Er kon altijd iets onverwachts gebeuren. Even probeerde ik het gevecht aan te gaan, maar in de laatste ronde was de batterij vlug leeg. En ik had niet een, maar twee Schippertjes die me links en rechts om de oren vliegen. Daar kan ik niets lelijks van vinden. Die jongens hebben goed gereden.”
En Kay Schipper is de man. Maar daar hebben weinigen het nog over.